top of page

Levensverhaal deel 1

Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 - 21 mei 1995)

Debuut: En wat dan nog? (1950, poëzie)
Citaat: 'Doe nooit wat je moeder zegt, dan komt het allemaal terecht.'
Bijzonderheid: Had op de middelbare school een 2 voor Nederlands.
Genres: Poëzie, kort verhaal, kinderboek, kinderversjes, toneel, cabaret, musical, televisiescenario, radiotekst, essay.

 

 

Maaskant

Kort nadat Annie M.G. Schmidt werd geboren, kwam haar acht jaar oudere broertje thuis met de mededeling dat hij haar had geruild voor een kalf. Het zou nooit meer helemaal goed komen tussen die twee. Ze waren ook erg verschillend. Broer had veel vriendjes en speelde altijd buiten. Annie zat het liefste thuis met haar neus in de boeken. Ze begon al op jonge leeftijd gedichtjes te schrijven. Over het huwelijk van haar ouders bijvoorbeeld, die niet echt gelukkig met elkaar waren.

Haar moeder had ooit gekozen voor haar vader, maar was eigenlijk verliefd op ene Maaskant. Als kind dichtte Annie:

              'Had ik Maaskant maar genomen
              dan was alles goed gekomen
              nu ben ik met Schmidt getrouwd
              daarvandaan ging alles fout.'

 

 

Huismussen

De vader van Annie was dominee in het dorp Kapelle in Zeeland. Het gezin woonde in de pastorie tegenover de kerk.

“De straat was geplaveid met grote keien waarover de boerenkarren ratelden, altijd enkele dampende verse paardevijgen achter zich latend,” schrijft ze in haar boekWat ik nog weet. “Het was de tijd van paard en wagen. Geen auto's, geen radio, geen televisie. Alleen de notabelen hadden een krant. De koster die ook doodbidder was, kwam zeggen wie er dood was. Meer hoefde je niet te weten.”

De andere kinderen in het dorp vonden haar een beetje raar. Een domineesdochter die geen Zeeuws sprak en niet in klederdracht liep, maar ‘stads’ gekleed ging. Ze was erg op zichzelf en speelde bijna nooit buiten.

“Nee, wij waren geen buitenmensen,” herinnert ze zich, “we waren huismussen. De pastorie was een burcht waarin we ons veilig waanden tegenover de barre wereld van landbouwers.”

 

 

Toren

Soms klom ze tijdens de zondagsdienst stiekem naar boven. Vanaf de torentrans zag ze de schepen op de Wester- en Oosterschelde, het groene Zuid-Beveland daar tussenin, de weg naar Wemeldinge en de dijk naar Hansweert met een heel klein busje erop. Ze ziet de huizen, de boerderijen, het hondenhok en de hond. Alles heel ver weg.

“En ik voelde me dan zo vrij,” schreef Annie, “als later nooit meer, nooit meer. De kerk was van mijn vader, met de diakenen en de witgekapte vrouwen. Maar de toren niet. Die was van de vleermuizen, van de uilen en van de grote zwarte kraaien. Die behoorde toe aan oude tijden; die toren had iets heidens, iets wilds, iets tomeloos. Die toren had iets van wind en van schepen en van zeerovers. Die toren was van mij.”

 

 

Handen

Anna Maria Geertruida Schmidt was het derde dochtertje met dezelfde naam. Twee dochtertjes voor haar stierven. Haar moeder bewaakte haar als een kostbaar kleinood dat beschermd moest worden. Met haar vader had Annie niet zoveel contact.

“Op zondagmorgen zat hij aan het ontbijt en at een krentenboterham. 'Lopen ze al?', vroeg hij dan. Over de kerkpaden kwamen de boeren met hun ronde hoeden en de boerinnen met hun witkanten kappen, hun zwart lustren schorten, hun bloedkoralen en gouden stukken, hun omslagdoeken met zwarte franje, hun kerkboeken, hun zwarte kousen, hun zorgelijkheid en plechtigheid en hun Zeeuwse argwaan tegen alles wat niet witte kappen en zwarte schorten droeg.”
(uit: Wat ik nog weet)

Even later zaten ze allemaal in de kerk en ging dominee Schmidt hen voor. “Ik herinner mij zijn handen waarmee hij de preekstoel omklemde. Ze leken precies op de mijne.”

 

 

Eenden

Annie is een vroeg wijs kind en kijkt met enige verbazing naar de volwassen wereld om haar heen, waarin mensen vaak andere dingen zeggen dan ze doen. Haar vader hield eenden en was daar dol op. Hij had zelf een slootje gegraven en hij voerde ze brood. Dat gaf nogal eens ruzie thuis, want brood was schaars.

De Eerste Wereldoorlog woedde in alle hevigheid. Er kwamen mensen uit Sittard om te vragen of haar vader daar dominee wilde worden. Meer geld, groter huis. En Sittard was een stad. Er volgden veel discussies tussen haar ouders, waar ze niet veel van begreep. Alleen verstond ze af en toe het woord ‘eenden’. Kort daarop verklaarde haar vader op de preekstoel dat hij het beroep niet had aangenomen. God had hem gevraagd te blijven waar hij was, zei hij.

“Dat was God niet,” schreef Annie later, “dat waren de eenden. Waarom zei hij niet gewoon: ‘Ik blijf liever bij mijn eenden?’”

 

 

Begrafenis

Als Annie over haar jeugd schrijft, leest dat als een absurd drama in de vorm van een komedie. De verhalen zijn soms schrijnend, maar bijna altijd om te lachen. Toch had een domineesdochter in het begin van deze eeuw in Zeeland niet zoveel pleziertjes. Een dagje met haar vader en de notaris naar Goes waar ze de kerk bekeken. Een majoor te paard die zijn hoofd door het open raam stak en haar een poppenbadje gaf met echt kraantje. En toen ze in de derde zat, ging de meester van de vierde dood.

“We kenden hem bijna niet,” schrijft Annie, “maar het was toch heerlijk, want we mochten allemaal witte jurken aan met zwarte sjerpen. Toen dat werd aangekondigd en er bovendien werd bij gezegd dat we met die jurken aan samen een krans mochten dragen en een lied mochten zingen voor het hek van het oude kerkhof, toen kende onze vreugde geen grenzen meer.”

 

 

Kloos

Voor haar trouwen was de moeder van Annie onderwijzeres geweest. Ze leerde haar dochter al vroeg lezen. Ze vertelde verhalen, zong liedjes en las sprookjes voor. Als Annie veertien jaar is, stuurt ze enkele van haar versjes naar de beroemde dichterWillem Kloos. Die antwoordt:

“Nu ik de verzen van uw kind goed ken, eerst las mijn vrouw ze mij voor en zo even keek ik ze nog eens door, voor mijzelf alleen, behoef ik u gelukkig niet de hoop te ontnemen, dat zij waarachtige aanleg heeft. Uit den vlotlevendige en harmonische, ja hier en daar zelfs muzikalen rhytmus, laat zich afleiden dat er diep wezenlijk iets in haar zingt.”

Ook raadpleegt mevrouw Schmidt een helderziende. De vrouw voorspelt dat Annie een beroemde schrijfster zal worden.

 

 

Film

In het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw ziet Annie voor het eerst een elektrische lamp branden. De familie Schmidt is een dagje naar Amsterdam gegaan om het wonder te bekijken op een tentoonstelling. In Kapelle behielp iedereen zich nog met petroleumlampen. Annie:

“Voor ons begon de twintigste eeuw pas in de jaren twintig en eigenlijk door de komst van het elektrische licht. Onze vooruitstrevende dokter was een van de eersten die zijn koetsje omruilde voor een Ford. Hij ruilde ook zijn toverlantaarn voor een film-afdraai-apparaat. Op een kinderpartijtje draaide hij de eerste film die ik in mijn leven heb gezien. Een zwijgende film en heel kort. Een mug kwam lachend aanvliegen en zette zich op het kale hoofd van een heer. De heer keek boos. Je zag een hand naar de mug slaan en daarna het hoofd krabben. De mug vloog lachend weg en de film was uit.”

 

 

Salpeterstank

Op de HBS in Goes verandert Annie van een zoet kind in een recalcitrante jongedame die vaak spijbelt. De jaren twintig zijn voor haar de tijd van de ‘echte seksuele revolutie’:

“Vrouwen en meisje knipten hun haren af. Ze gingen korte rokken dragen, ze leerden chaufferen, ze rookten als ketters. De radio kwam, ook in ons dorp en daarmee brak een heel nieuw tijdperk aan. De hele boze buitenwereld kwam naar binnen. Jazz, charleston, operettes, socialistische redevoeringen, feministische praatjes. De boerendochters trokken hun klederdracht uit en droegen rokjes tot boven de knie met daaronder vleeskleurige kousen. Het was alsof de duivel in een walm van zwavel- en salpeterstank het dorp binnenstoof en met zijn bokkenpoten de foxtrot danste op het kerkplantsoen.”

 

 

Vliegen

In de zomer van 1928 logeert een meisje uit Den Haag bij de familie Schmidt. Annie is dan zeventien jaar.

“We konden geweldig goed met elkaar overweg. Op een avond toen mijn ouders niet thuis waren, vond zij op zolder een grote zwarte struisveer van m'n moeders oude hoed. Juichend kleedde zij zich spiernaakt uit, stak de struisveer in haar achterste en danste in de salon op de jazzmuziek van Jack Paine uit Londen.”

Ze gaan stiekem naar een vliegshow in Vlissingen en raken onmiddellijk aan de praat met de piloten. Leren helmen, jassen, handschoenen: het kon niet spannender. Ze mogen mee de lucht in. Na afloop is het eten, dansen en drinken. En vrijen. Met een van de piloten zal Annie nog een paar keer in het geheim contact hebben. “Soms vloog hij met zijn toestel heel laag boven de HBS, waar ik met kloppend hart in zat. Ik durfde niet aan mijn medeleerlingen vertellen dat het voor mij was. Ze zouden het niet geloofd hebben.”

 

 

 

Hakenkruis

Annie gaat op kamers wonen in Den Haag om voor notaris te studeren, net als haar broer. Maar uitgaan, dansen en jongens vindt ze toch leuker. In 1930 wordt ze au pair bij de dames Von Levetzow in Hannover. De verzekeringsagent Callenfels, een bekende van de familie, heeft haar geïntroduceerd bij tante Julia, tante Callie en tante Emmie. “Ze waren allerliefst,” herinnert Annie zich.

Op de eerste verdieping van de weelderig ouderwetse villa reed het elektrische treintje van neef Ernst. Het kon door gaatjes in de muren naar andere vertrekken. “Daaraan is onze papegaai overleden,” zei tante Julia. “De trein reed zo hard. De papegaai zat er op en het arme beest kon er niet op tijd afspringen.”

Er waren nog twee andere neven in huis, waarvan er één lid was van de Hitler Jugend. Annie maakte zijn kamer schoon. “Neuriënd stofte ik de hakenkruisemblemen en runentekens af en dacht: Wat een mallotige sekte toch, waarom doet die lieve jongen dit toch? Ach, het zal wel overgaan. Jammer dat hij te jong is om mee te vrijen.”

 

 

 

Bibliotheek

“Ik heb van alles gedaan,” zegt Annie in een interview. “Kandidaat-notaris studeren, maar dat wilde ik helemaal niet. Ik werd ertoe geprest door mijn ouders. Schoevers, secretaresse, een jaar Duitsland om de taal te leren. Niets lukte en ik wilde ook niets. Dat is meestal zo: ik wilde niets, maar wist ook niet wat ik wel wilde. Eindelijk ben ik toen op de bibliotheek terechtgekomen en dat lag me goed. Ik had ook altijd andere vriendjes en verloofden, want dat hing er natuurlijk ook mee samen. In die bibliotheektijd werd ik een echte brave tut. Als ik daar op terugkijk was ik wel een degelijke juffrouw, ja, verschrikkelijk degelijk.”

© Erven Annie MG Schmidt        WOMBAT BV

  • Facebook App Icon
  • YouTube Reflection
bottom of page